Het eerste type kabels dat voor deze functies werd gebruikt, waren coaxkabels. Coaxkabel, of coaxkabel, heeft een binnengeleider omgeven door schuimisolatie, symmetrisch omwikkeld door een gevlochten metalen schild en vervolgens bedekt met een plastic omhulsel.
Moderne technologie vereist het gebruik van kabels met koperen geleiders, georganiseerd in getwiste paren met isolatie en buitenmantel.
Veel voorkomende typen zijn:
• UTP (niet-afgeschermde getwiste paren)
• STP (afgeschermde getwiste paren)
• FTP (verijdelde gedraaide paren)
Dit type communicatiekabels worden ingedeeld in categorieën (Cat) op basis van de prestaties voor overspraak en "systeemruis". Ze worden gebruikt als de lengte korter is dan 100 meter.
Bij afstanden groter dan 100 meter moet een glasvezelkabel worden gebruikt. Een glasvezelkabel bevat één of meer glasvezels. De optische vezelelementen zijn doorgaans individueel gecoat met plastic lagen en opgenomen in een beschermende buis die geschikt is voor de omgeving waarin de kabel zal worden ingezet.